“Lui zijn”, de titel van een liedje van lang geleden uit “kinderen voor kinderen.”
Daarin wordt bezongen, hoe heerlijk het is om lui te zijn.
En soms kan dat ook best even lekker zijn.
In de bijbel vind je teksten over lui zijn en mensen die lui zijn.
Bijvoorbeeld in Spreuken 26 vers 14 (NBG).
Daarin wordt over iemand die lui is – een luiaard – het volgende geschreven:
“Zoals een deur in zijn scharnieren draait, zo draait een luiaard zich om in zijn bed.”
Als ik dit lees, zie ik het plaatje helemaal voor me.
Iemand die zich heerlijk omdraait en nog eens omdraait in zijn bed.
Niet of nauwelijks tot activiteit te verleiden.
Deed me denken aan mijn jeugd.
Toen draaide ik me ook graag nog eens om.
Net als in dat liedje over lui zijn.
Maar daar werd meestal snel een einde aan gemaakt.
School, werk etc. zorgden ervoor, dat er van een lui leventje niets terecht kwam.
Maar goed ook.
Een luiaard, die lui blijft, komt in het leven nergens.
Zal in deze maatschappij weinig te eten en te drinken hebben.
Geen woning.
Geen perspectief voor zijn leven.
Gelukkig heb ik dat wel, denk ik dan.
Altijd hard gewerkt, een goede baan, en nu een redelijk pensioen.
En dan het belangrijkste, dat boven al deze aardse dingen uitgaat: Ik ken de Heer en zit in een fijne gemeente.
Alle reden om tevreden te zijn.
Of toch niet?
Bij een luiaard denk je al gauw aan iemand die lui, ongemotiveerd is.
Maar ik ben erachter gekomen, dat dat niet altijd het geval hoeft te zijn.
De luiaard hoeft naar aardse begrippen helemaal niet lui te zijn.
Hij is misschien wel druk bezig met werk, carrière, gezin, maatschappelijke zaken.
En dat naast allerlei normale dagelijkse bezigheden.
Hij leest trouw zijn bijbel en gelooft in de beloften, die hij daarin leest.
Hij is misschien ook wel op een of andere manier actief in de kerkelijke gemeente.
Ziet om naar andere gemeenteleden, die hulp of ondersteuning nodig hebben.
Dat alles bij elkaar is zijn leven.
Daar draait het voor hem om.
Daar geniet hij van.
Dat is zijn comfort zone.
Kijkend naar de tekst uit Spreuken 26 zou je kunnen zeggen: de manier van leven voor de luiaard is zijn bed.
In dat leven wentelt hij zich als het ware in om.
Maar hij komt daar niet uit.
In dat “bed” komt hij niet of nauwelijks toe aan de hemelse dingen van God.
Daar denkt hij weinig of niet over na.
Is dat dan zo’n ramp?
Op het eerste gezicht niet.
Hij leeft gewoon verder en de Heer is hem nabij.
Dat gelooft hij.
Niks aan de hand dus.
Of toch wél?
In Spreuken 6, de verzen 10 en 11 (NBG) staat: ”Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen; daar komt uw armoede over u als een snelle loper en uw gebrek als een gewapend man.”
Als je leeft als die luiaard, komen armoede en gebrek over je.
Geestelijke armoede.
Gebrek aan woorden van je Heer.
Gebrek aan echt leven.
En die armoede, dat gebrek, doet je langzaam maar zeker geestelijk ten onder gaan.
Het doet je steeds meer in de aardse dingen leven.
En het bereiken van Gods doel met je leven, komt steeds verder uit het zicht.
Het kan zijn dat je dat niet eens in de gaten hebt, omdat je blijft slapen, blijft sluimeren, blijft liggen met gevouwen handen.
Werk van boze geesten, die jou het zicht op je Heer en op je eigen situatie ontnemen.
Gelukkig hoeft dit niet zo te blijven.
In Jesaja 50 vers 4 (NBV) staat: “Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen.”
Dat doet de Heer nog steeds.
Richt je daar dus op en laat je wekken.
Sta op en hoor wat de Heer tot je spreekt.
Door zijn Geest, door zijn woord, door wat je in de gemeente hoort.
Als je daarop ingaat, neemt Hij jou mee uit dat duffe bed in Zijn hemelse leven.
Een leven waarin Hij weer centraal staat.
Blijf dus waakzaam en krijg de werkingen, die je geestelijk lui maken in de gaten.
En als je ontdekt dat je eventjes lui bent, laat je wakker maken.
Om daarna op te staan en je weg met de Heer te vervolgen.
Jan Verwoerd